Doorgaans heeft niemand een probleem met een faire bijdrage aan de samenleving, maar dat stadium zijn we allang gepasseerd. Een groeiend aantal mensen voelt zich hier niet meer thuis en vertrekt – natuurlijk niet alleen door de belastingen. Uit de krantenberichten begrijp ik dat de Spaanse costa’s het goed doen en ik hoef niemand uit te leggen waarom. Anderen zoeken het dichter bij huis en brengen hun beleggingen onder in de eigen bv, zeker met de fiscale rampjaren 2026 en 2027 voor de boeg met een forfaitair rendement van 7,78 procent. Voor vastgoedbeleggers is dit vanwege de overdrachtsbelasting – 10,4 procent en voor verhuurde woningen vanaf komend jaar 8 procent – een zeer dure grap. Er zijn mensen, die het anders proberen aan te pakken en creatief omgaan met de fiscale verwerking van hun beleggingen, waar ik zo dadelijk enkele voorbeelden van geef.
Zita Pelslogica
Eerst echter wil ik mijn geestelijke worsteling met u delen in de hoop dat iemand mij het kan uitleggen. Zita Pels, wethouder Volkshuisvesting in Amsterdam namens GroenLinks-PvdA, pleit voor radicale maatregelen om de wooncrisis op te lossen. Tot zover ben ik aangesloten. De wooncrisis is, zegt ze, geen natuurverschijnsel, maar een rechtstreeks gevolg van politieke keuzes. Geen speld tussen te krijgen. Maar dan, voor wie het gemist heeft: ze pleit voor een verbod op het bezitten van meerdere woningen (‘het bezit van één woning is genoeg, de rest is speculatie’), het maximeren van álle huren (ongeacht het segment), het invoeren van een zelfbewoningsplicht en een leegstandsbelasting, en het afschaffen van de hypotheekrenteaftrek. Zelf vat ze het samen met de retorische vraag: ‘Wie vind je belangrijker: zij die aan wonen verdienen, of zij die verdienen te wonen?’
Pensioenfonds politici
Om met het laatste te beginnen: veel woningbeleggers verdienen momenteel niets. In tegendeel: ze maken verlies en weten niet hoe snel ze van hun bezit af moeten komen zodra de huurder heeft opgezegd en kunnen soms dat moment niet eens afwachten. Een van de weinige partijen die wél verdient aan woningverhuur, is haar eigen pensioenfonds. Daarmee bouwt ze tientallen jaren belastingvrij vermogen op om na een ‘zinvol leven’ op haar lauweren te kunnen rusten. Ik weet eerlijk gezegd niet waar ik moet beginnen. Laat de opmerking volstaan dat er blijkbaar verschillende bubbels bestaan waartussen geen informatie-uitwisseling plaatsvindt. Stel je voor dat deze mevrouw door GroenLinks-PvdA in het nieuwe kabinet gekatapulteerd wordt en haar functie op nationaal niveau voortzet. Het wordt dan een stuk drukker aan de costa’s, dunkt me.
Goud munten = contant geld?
Dan een creatieve belastingplichtige met een belegging in goud. Zoals bekend, kunnen dat goudbaren of -baartjes zijn, maar handzamer zijn gouden munten van 1 troy ounce. Bekend is de krugerrand, die wat roder is, de Canadese maple leaf, of vergelijkbare Oostenrijkse, Amerikaanse en Engelse munten en hier te lande natuurlijk het gouden tientje. Deze munten hebben een nominale waarde, zoals 50 dollar of 100 euro, en zijn daarmee een wettig betaalmiddel. De werkelijke waarde hangt echter van de goudprijs af, momenteel ongeveer 3.600 euro. In andere woorden: met een stuk of 100 muntjes kunt u een leuk appartementje kopen. Een slimme belastingplichtige vond dat zijn munten kwalificeerden als ‘contant geld’. Daarmee zou het onder ‘banktegoeden’ vallen, waarop het lage forfaitaire rendement ad 1,44 procent (voorlopig percentage 2025) van toepassing is in plaats van het hoge forfaitaire rendement van straks 7,78 procent. Dit terwijl de goudkoers de laatste jaren geëxplodeerd is met dit jaar een stijging van bijna 40 procent. De kennisgroep van de Belastingdienst ziet dit anders en schaart gouden munten onder de categorie ‘overige bezittingen’.
Banktegoeden
Contant geld is de ‘fysieke evenknie’ van banktegoeden, omdat het normaliter geen rendement oplevert (afgezien van koersresultaten bij buitenlands geld). Om die reden is de fiscus voor het rendement op contant geld aangesloten bij het lage forfaitaire rendement voor ‘banktegoeden’. De vraag is dan of gouden munten ‘contant geld’ zijn. Grammaticaal lijkt mij dat volkomen logisch, maar met een doelredenering besluit de fiscus anders. Een gouden munt is niet rechtstreeks te storten op een bankrekening, maar moet eerst via een goudwisselkantoor omgezet worden in reguliere valuta. Daarnaast heeft de wetgever met contant geld de officiële munteenheid van een land bedoeld, waarbij de nominale waarde steeds gelijk is aan waarde in het economische verkeer. In dit geval wordt de waarde niet bepaald door de nominale waarde (1 rand, 50 euro of 100 dollar) maar de waarde van het edelmetaal of de ‘numismatische waarde (muntkundige waarde), waardoor met deze munten meer rendement is te behalen dan alleen een eventueel koersresultaat. Ten slotte merkt de fiscus op dat deze redenering ook geldt voor bijvoorbeeld een herdenkingsmunt of een misdruk. Ik ben benieuwd of dit standpunt ooit in rechten getest gaat worden.
Cryptovaluta
Een vergelijkbare discussie speelt bij cryptovaluta. Dit zijn ‘digitale ruilmiddelen zonder tussenkomst van een officiële centrale tegenpartij zoals een bank’. Sommige cryptovaluta hebben een waarde, die relatief constant wordt gehouden door koppeling aan een munteenheid zoals de dollar of de euro, de ‘stablecoins’. Andere cryptovaluta hebben juist een sterk schommelende waarde, zoals bitcoin. Een belastingplichtige stelde zich op het standpunt, dat het geen ‘vermogensrecht’ betreft en dus niet in box 3 opgenomen moet worden. Cryptovaluta zijn namelijk geen vermogensrechten in de zin van artikel 3:6 BW. Verder zou voor een vermogensrecht en daarmee voor een bezitting in box 3 vereist zijn, dat sprake is van een verplichting (schuld) van een ander aan de belastingplichtige en dat ontbreekt in het geval van cryptovaluta.
Het Hof en de Hoge Raad hebben dit betoog verworpen. Het begrip ‘vermogensrechten’ zoals gehanteerd in de inkomstenbelasting heeft namelijk een ruimere betekenis dan het begrip ‘vermogensrecht’ van artikel 3:6 BW. Verder vertegenwoordigt een positie in cryptovaluta een economische waarde. Cryptovaluta kunnen namelijk gekocht en verkocht worden, levering kan plaatsvinden door verzending van de ene wallet naar de andere. Daarmee is een positie in cryptovaluta overdraagbaar. Bovendien kan het ‘stoffelijk voordeel’ verschaffen, bijvoorbeeld door de waarde ervan te verzilveren in de vorm van een opbrengst bij verkoop. Op grond hiervan vallen cryptovaluta onder ‘overige bezittingen’ in box 3 en behoren daarmee tot de rendementsgrondslag. Nota bene: dit geldt dan ook voor de eerder genoemde stablecoins.
Tot slot
Afhankelijk van uw instapmoment kan een belegging in cryptovaluta tot een verlies hebben geleid, wat bij aangifte op basis van ‘werkelijk rendement’ aftrekbaar is.
Als afsluiter een opmerking voor de belegger via de eigen bv, de zogenoemde box 2-belegger: denk aan het tariefopstapje in box 2. Een dividenduitdeling is tot 67.804 euro belast tegen slechts 24,5 procent (en daarboven 31 procent). Heeft u een fiscale partner, dan geldt dit zelfs voor het dubbele bedrag.






